Hoe een trap opmeten?

We starten met een korte inleiding in het 'trappen-jargon'. Op deze manier spreken we dezelfde taal bij het aanvatten van de tips en tricks 😉. 

1. Stootborden
Dat zijn de vlakken tussen de treden en worden ook wel 'tegentreden' genoemd. Open trappen hebben geen stootborden.

2. Tredes
Het horizontale vlak heet een trede. Hierop zet je je voeten bij het oplopen of neerdalen van een trap.

3. Trapbomen 
De 'trapbomen' of 'wangen' zijn de balken waarin de treden en stootborden gevat zitten of waarop ze rusten.

In trappen heb je heel wat keuze. Heb je graag hulp bij het bepalen van jouw type trap? Lees dan zeker onze blog even: welke trap heb ik nodig?

We sommen de verschillende soorten trappen even kort voor je op: 

• Molenaarstrappen - steektrappen
• Ruimtebesparende trappen
• Wenteltrappen
• Kwartdraai trappen
• Zoldertrappen

Binnen deze soorten kan je dan nog de keuze maken tussen een open trap of een gesloten trap. 
 

Bekijk de afbeeldingen hiernaast grondig. Elke aanduiding op de tekening meet je het best op en noteer je best op een papier.

A: Hoogte vloer/vloer

B: Hoogte vloer/plafond

C: Terugloop trapdeel

D: Breedte trapopening

E: Lengte trapopening

F: Terugloop kwartdeel met trap
 

Bepaal het aantal treden voor de trap, rekening houdend met het feit dat de gemiddelde afstand tussen de treden (de stootborden) tussen de 17 en 22 cm schommelt. De breedte van de treden is gemiddeld minimaal 20 cm. 

Deel de hoogte van de vloer tot aan het plafond van de eerste verdieping door een vooraf vastgestelde hoogte (minimaal 17 cm, maximaal 22 cm) die je zelf hebt gekozen voor de afstand tussen de treden. Het antwoord van de rekenmachine is het aantal treden dat je hiervoor dan nodig hebt.

Bepaal de lengte van je traptrede, die is gemiddeld 25 cm

De helling van je trap hangt af van de val (de horizontale ruimte die je trap inneemt) en de hoogte die je trap moet overbruggen. Afhankelijk van hoe de op- en aantreden zich tot elkaar verhouden, zou de steilheid van je trap zich ergens tussen 30 en 40° moeten bevinden. Alle waarden daartussen leveren een vlot begaanbare trap op die de kans op valpartijen beperkt tot een minimum.